Badabadabababadam. Het is vijf uur, ik ga naar huis. (hij gaat naar huis, hij gaat naar huis). Het is vijf uur, ik ga naar huis voor lekker uit te rusten. Ik woon in een leuke buurt. (een leuke buurt, een leuke buurt). Ik woon in een leuke buurt, een buurt met fijne buren. Ik pak mijn sleutels uit mijn zak (uit zijn zak, uit zijn zak). Ik pak sleutels uit mijn zak, en de deur gaat open.
Badabadabababadam. Ik geef mijn vrouw een dikke zoen (een dikke zoen, een dikke zoen). Ik gaaf mijn vrouw een dikke zoen en ga mijn krantje lezen. Zij kookt dan de aardappels (de aardappels, de aardappels). Zij kookt dan de aardappels, dat doet zij in de keuken. Ik heb zo'n honger, ik val flauw (hij valt flauw, hij valt flauw). Ik heb zo'n honger, ik val flauw, laten we gaan eten.
Badabadabababadam. Ik help bij het afwassen (het afwassen, het afwassen). Ik help bij het afwassen, ik laat iets vallen. s'Avonds ben ik lekker thuis (lekker thuis, lekker thuis) 's Avonds ben ik lekker thuis, we kijken dan naar... Lingo! Nee naar voetbal! Lingo! Het Nederlands elftal speelt!