Nog steeds is er in de Nederlandse wet een verbod op smalende godslastering. Hoe is die wet er eigen ooit gekomen en wat voor debat ging daaraan vooraf? We lezen vandaag uit de handelingen van de Tweede Kamer uit 1932.
In 1932 bedacht de Nederlandse regering dat het smalen van god en godsdienst strafbaar moest worden gesteld. Maar waarom deden ze dat?
De aanleiding om op te treden tegen smalende godslastering was dat felle communisten allerlei beledigende stukjes en tekeningen publiceerden over religie. Zo drukten ze een tekening af waarop God, met een Sinterklaasmijter, lachend, naakt, gifgas aan het brouwen was. Communisten zochten duidelijk de grenzen op van het betamelijke. Ze zagen religie als oorzaak van alle kwaad in de wereld.
Deze publicaties wekten zoveel woede op dat een Limburgse pater zelfs opriep tot geweld. Hij zou met een massa 'potige Limburgse jongens' weleens 'de vlam steken in dat hele gedoe', zo schreef hij.
In reactie daarop kwam de regering met de wet op smalende godslastering, om de gemoederen wat te sussen. Maar tijdens het debat in de Tweede Kamer was het nog niet zo makkelijk om deze wet te verdedigen. Want: wie is die God dan, die niet smadelijk gelasterd mag worden? Wat is de definitie van God? De een zei: 'God, dat is de vader, de zoon en de heilige geest.' Maar de Rooms-Katholieken vonden dat ook de moeder van Jezus, Maria, onder de definitie van God moest vallen, maar dat vonden de protestanten weer niet goed. De streng Christelijke SGP, nog steeds in het parlement, was weer boos dat allerlei Rooms-Katholieke afgoderij werd beschermd door deze wet, zoals de hosti. De Rooms-Katholieken geloven namelijk dat de hosti, een stukje brood, bij de heilige mis verandert in het lichaam van Jezus. Dat vond de SGP afgoderij. 'Weg met de broodgod!' zei de SGP. Ze citeerden de protestantse martelaar die daar ooit eens over zei, over die hosti: 'Leg uw God eens op tafel. En ik zal ertegen blazen. Dat hij wegstuift.'
Toch haalde de wet een meerderheid. De SGP stemde overigens tegen.
Tijdens het debat klonken overigens ook andere geluiden. Van de sociaal-democraten, van de liberalen, de vrijzinnigen, zij waren geen voorstander van al die platte beledigingen, maar ze wilden ze niet verbieden. Ze zeiden: 'Zij worden geschreven om aan te vallen en op te ruien. Als zij blijken niets dan walging te verwekken, sterven zij haar eigen dood. Maar als de wetgever daaraan de eer van zijn belangstelling gaat schenken, dan prikkelt hij de geest waaruit deze uitingen voortkomen tot nieuwe methodes voor het zelfde doel.'
Met andere woorden: laat het vije debat zijn zelfreinigende werking doen. Laat alle geluiden klinken en het filtert zich vanzelf uit welke aanvallen hard, maar zinnig zijn en welke niet.
Het debat uit 1932 is nog steeds interessant om te lezen. Harde en wijze woorden, over de vrijheid van meningsuiting en religie.
Ik wens u een vrijzinnige week.